Het Joodse volk werkte in Egypte als slaven. Ze moesten daar hard werken aan de gebouwen van de Farao. Tot overmaat van ramp gaf de Farao het bevel dat alle joodse pasgeboren joodse jongetjes moesten worden gedood. Om haar kind voor dit lot te behoedde verborg een vrouw haar baby in het riet aan de oever van de Nijl. De baby werd gevonden door de dochter van de Farao, ze adopteerde hem en noemde hem Mozes. Hij groeide op in het paleis van de Farao. Toen hij zich als jonge man onder de Joodse slaven begaf voelde hij zich op misterieuze wijze verwant men hen. En als hij besluit bij hen te blijven verschijnt God aan hem als een brandende braamstruik. Hij droeg Mozes op dit volk, zijn volk naar de vrijheid te lijden. Mozes probeerde de Farao te overtuigen, zonder resultaat. Toen riep Mozes de tien plagen over Egypte af. De plagen verlieteren het rijkdom van het Egyptischerijk. De tiende plaag dood alle eerst geborende van de Egyptenaren, maar slaan de Joden over. Hier komt de naam Pesach vandaan, wat overslaan betekend. De Farao liet na de 10e plaag het joodse volk gaan, en zij vluchtte de woestijn in. De joden moesten snel vertrekken, hierdoor hadden ze geen tijd om het brood te laten rijzen en moesten ze het ongerezen brood Matses eten. De Matses die de Joden met Pesach eten, herinneren aan deze bevrijding uit Egypte.
Mozes maakte een tocht terug naar Israel (=exotus) die hij van god moest maken. Ze komen aan in Sinai, God sluit het 2e verbond —> de 10 geboden. Mozes kreeg de Ark van het verbond= kist met daarin de opslag plek van de 10 geboden en 2 stenen —> Mozes moest een Ark bouwen en een Tarbondool (tent).
Mozes is de profeet van het Jodendom, een profeet betekend: dat profeten stuurde naar de aarde om de mensheid op het goede pad te sturen.